Aardwarmte bestaat uit drie soorten warmte. Een stukje restwarmte uit de tijd dat de aarde gevormd werd. En een stukje warmte die ontstaat door natuurlijk verval van elementen in de aardkorst en als laatste door de wrijving van onder meer aardplaten.
Geothermie verwijst ook naar alle toepassingen die op één of andere manier gebruikmaken van aardwarmte: onttrekken van warmte voor het aandrijven van een warmtepomp, direct gebruiken van warmte voor verwarming of koeling, productie van elektriciteit met water dat warmer is dan 90°C en liefst meer dan 115°C.
Diepe geothermie benadrukt de diepe oorsprong van de aardwarmte. Koude/warmte-toepassingen die gebruikmaken van de warmteopslagcapaciteit van de ondiepe ondergrond vallen hier dus niet onder.
Aardwarmte kan op twee manieren worden gebruikt: direct of indirect. De keuze hangt af van de beschikbare temperatuur, de aanwezigheid van een reservoir, de beoogde toepassing en de economische context.
Niet enkel in vulkanische gebieden als IJsland maar ook in Italië, Duitsland en bij onze Noorderburen wordt diepe geothermie toegepast. In België is diepe geothermie ook géén onbekende sinds de operationele diepe geothermiecentrale in Saint Ghislain nabij Bergen. Ook VITO, de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek , heeft in Mol de ondergrond aangeboord om duurzame warmte te produceren. Deze boringen hebben konden bevestigen dat de temperatuur in de ondergrond ongeveer stijgt met 30°C per kilometer.
Aardwarmte zorgt voor een constante toevoer van warmte. Daarom is aardwarmte, net als zonne-energie, een hernieuwbare energiebron.